2008

‘De bomen als uitgangspunt’

Opnieuw ligt de Bomennota op de Milieucafétafel. In de Tilburgse straten, parken en plantsoenen staan ruim 95.000 bomen die door de gemeente beheerd en onderhouden worden. Deze bomen zijn samen met de bomen op particuliere gronden (naar schatting meer dan 100.000) belangrijk voor het woon- en leefklimaat in de stad. Alle reden dus om deze bomen te koesteren als dat mogelijk is. Activiteiten als wegreconstructies, bouwwerkzaamheden, ondergrondse kabels en leidingen en het verkeer in de stad creëren echter geen ideale situaties voor bomen.

In de beleidsnota Tilburg BoomT, die het college in 2007 heeft vastgesteld, staan daarom spelregels om te komen tot een balans tussen enerzijds deze stedelijke ontwikkelingen en anderzijds de rust die stadsbomen nodig hebben om uit te groeien tot volwassen gezonde bomen.

In de ogen van de Stichting Stadsbomen schieten de plannen van het college hun doel voorbij, omdat de nota de bomen niet als uitgangspunt neemt. Die kritiek valt bij verschillende raadsfracties in vruchtbare aarde.

Moties

De beleidsnota Tilburg BoomT is door de Tilburgse gemeenteraad onlangs fors aangepast en Paulus Oerlemans van GroenLinks wijst er in het Milieucafé fijntjes op dat dit grotendeels te danken is aan de vele moties die zijn partij daarvoor heeft geïnitieerd. Deze zijn in de raad vervolgens ondersteund door PvdA, SP, LST, D66 en Algemeen Belang.

Volgens Oerlemans leiden de aanpassingen tot meer nieuwe bomen, meer onderhoud en ruimere criteria voor monumentale bomen. Kapvergunningen zijn voortaan vereist voor bomen met een stamdoorsnede groter dan 65 centimeter, terwijl de Bomennota eerder nog repte over een doorsnede van 1,3 meter. Bram van Beurden, voorzitter van de Stichting Stadsbomen, laat met twee dwarsdoorsnedes van bomen zien hoe groot het verschil is tussen 65 cm en 1,3 m.

Van Beurden laat ook nog weten dat zijn stichting zéér tevreden is over de amendementen die de gemeenteraad in de Bomennota heeft aangebracht.


Volgend artikel: Odette Sorber: jong en eigenzinnig

Verslag: Andrea van Dael/JEM