2008

Positief nieuws uit de natuur!

Verschillende keren werd in het Milieucafé alarmerend gemeld dat sommige diersoorten verdwijnen, door CO2-uitstoot en bomenkap. Vandaag komen echter soorten aan bod die zich volgens een inventarisatie van Brabants Landschap, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten juist hebben verstérkt. Oorzaken voor de versterking zijn bijvoorbeeld de afgraving van meststoffen en de aanpak van intensieve landbouw die verzuring en ontwatering met zich meebrengt.

De drie natuurbeheerders hebben een lijst gemaakt van dieren en planten die zich in 2008 hebben versterkt. In het Milieucafé van 13 november werden daar enkele hoogtepunten uit geselecteerd. De gehele lijst (in alfabetische volgorde) vindt u hier:


Frambozenwespvlinder

Een relatief grote wespvlinder: de zwartachtige voorvleugel heeft een rode voorrand. Op het achterlijf bevindt zich een groot aantal gele dwarsbandjes en aan het uiteinde bevindt zich een bosje oranje haren. Deze soort onderscheidt zich ook door het ontbreken van een toefje haren op de top van de antennen. Het is een zeldzame soort, die slechts af en toe wordt waargenomen op de hogere zandgronden en in het rivierengebied. Dit vlindertje blijkt in onze provincie nog aanwezig in de Mortelen, de Kampina en de Brand.

De habitat: vooral bossen, parken en (volks)tuinen (de waardplant is – uiteraard – de framboos). Vliegtijd: eind juni tot eind augustus in één generatie. De vlinders vliegen bijna uitsluitend overdag en kunnen geen voedsel opnemen. De levensfase van de rups loopt van september tot het voorjaar van het derde jaar; de rups overwintert dus tweemaal. De rupsen zijn waarschijnlijk gemakkelijker te vinden dan de vlinders: als bij het ronddraaien van een frambozenstengel deze vlak boven de grond afknapt, zit er mogelijk een rups in.


Gladde slang

De gladde slang (Coronella austriaca) is een bedreigde en beschermde diersoort, het is verboden om ze te vangen of te doden. De meeste exemplaren worden nog geen 80 centimeter lang en deze slangensoort is niet giftig. Ook is deze soort niet agressief en vlucht hij liever dan hij bijt. Het belangrijkste verschil met de andere twee inheemse slangensoorten, de ringslang (Natrix natrix) en de adder (Vipera berus), is de zeer gladde schubbenhuid over het hele lijf. Als een vervellingshuid gevonden wordt, kan door het ontbreken van kieltjes op de schubben geconcludeerd worden dat het om een gladde slang ging.

Van de adder is de gladde slang te onderscheiden door de ronde pupil, de duidelijk slankere bouw, een hooguit wat vage zigzagtekening en een langere staart. De kleur is meestal lichtbruin tot -grijs, met op de rug enkele naast elkaar gelegen rijen kleine vlekjes die soms samensmelten tot een (soms zigzag) streep.

In Brabant zit het beest op een aantal heidevelden in de Zuidelijke Kempen en in het Peelgebied.


Hazelworm

De hazelworm is geen slang, maar een pootloze hagedis die tot 50 cm groot kan worden. Hazelwormen kunnen dan ook net als alle andere hagedissen hun staart laten vallen als ze worden opgepakt. Op deze manier kunnen ze ontsnappen aan predatoren. De hazelworm, die in toenemende mate te vinden is in de Kampina en de Mortelen, ziet eruit als een kleine slang, met een glad iets glanzend licht- tot donkerbruin lichaam. De mannetjes hebben soms blauwe vlekjes op hun rug en zijn uniformer van kleur dan de vrouwtjes. Vrouwtjes hebben vaak een donkere lengtestreep over de rug en vaak ook erg donkere flanken. Juvenielen zijn goud- of zilverkleurig, met een zwarte lengte streep midden over hun rug. Een hazelworm kan in het wild ongeveer 15 jaar oud worden.


Nachtzwaluw

Nachtzwaluwen zijn vogels van doorgaans droge, halfopen tot open terreinen. Het nest bevindt zich op de grond, maar de aanwezigheid van enig geboomte als schuil- en zangplaats is gewenst. Bovendien houdt zich in die bomen een flink deel van het voedsel op, dat bestaat uit grote insekten (vooral nachtvlinders en kevers, die in de vlucht worden gevangen). Het zijn zomervogels, die de winter doorbrengen in tropisch Afrika. De soort doet het goed in de Loonse en Drunense Duinen, de Kampina en het Leenderbos.

Rond nachtzwaluwen bestaan allerlei volksverhalen en mythen, die helaas geen van allen enige positieve eigenschappen aan de vogel toedichten. Dit heeft ongetwijfeld te maken met het mysterieuze leven van de nachtzwaluw: overdag zie je ze niet of maar zelden, en 's nachts produceert de vogel vreemde geluiden.


Ooievaar

Met weinig vogels heeft de mens zo'n sterke band als met de ooievaar. Het is dan ook de enige grote en opvallende vogelsoort die al sinds mensenheugenis dorp, stad en veld met zijn aanwezigheid opfleurt, en bij voorkeur menselijke bouwsels als broedplaats verkiest. Volksverhalen over de ooievaar als brenger van geluk en nieuw leven maken duidelijk, dat het een graag geziene gast is. De oorspronkelijk in Nederland broedende ooievaars waren trekvogels, die van maart tot in september in ons land verbleven. Ze leefden vooral van muizen, regenwormen en grote insecten. De ooievaars uit het westen des lands overwinterden in de savanne van West-Afrika, die uit de noordelijke landsdelen vooral in Oostelijk Afrika, van Kenya tot in Zuid-Afrika.

In 2007 heeft voor het eerst sinds 45 jaar weer een paar ooievaars in Brabant gebroed, bij Boxmeer. Dit jaar is dat paar teruggekeerd, maar tot de grote verrassing is er ook een tweede paar aan het broeden geslagen bij Sint Oedenrode, in het Dommeldal. Midden jaren '70 was de ooievaar zo goed als verdwenen uit Nederland. Voor Vogelbescherming Nederland was deze enorme afname de reden in 1969 een reddingsprogramma te starten, en met succes.


Orchideeën (6 soorten)

Gelukkig zijn er in Nederland nog natuurgebieden waar orchideeën in hun natuurlijke omgeving kunnen gedijen. De verscheidenheid neemt af als gevolg van oprukkende verstedelijking of invloeden van de mens. Vermesting of verzuring van gronden en ook beïnvloeding door voedselrijk grondwater hebben tot gevolg dat orchideeën in tal en soorten afnemen. De tijd is voorbij dat weilanden aan het begin van de zomer roodgekleurd waren door bloeiende orchideeën. Maar op de Kampina worden inmiddels weer zo'n zes soorten aangetroffen, waaronder de gevlekte orchidee, de rietorchidee en de welriekende nachtorchis.

De familie van de orchideeën (Orchidaceae) is het omvangrijkste plantengeslacht op aarde. Er zijn meer dan 18.000 soorten bekend. Orchideeën behoren tot de eenzaadlobbigen (monocotyledonae of Liliopsida). In Nederland komen wilde soorten voor in de duinen, in weilanden en langs bosranden, wat sterk afhankelijk is van de bodemsamenstelling, de zuurgraad of het kalkgehalte van de bodem. Zo zijn er soorten die uitsluitend te vinden zijn op matig zure grond of juist kalkrijke grond. Soms minieme veranderingen in samenstelling van de grond of vocht en beheer kunnen ertoe leiden, dat plotseling geen orchideeën meer voorkomen waar je ze voordien wel kon vinden.

De welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia; foto) is volledig beschermd. Er zijn maar weinig vindplaatsen bekend. Deze orchidee wordt ook wel vlinderorchidee genoemd. De plant wordt tot circa 50 cm hoog. Aan de basis staan twee bladen in rozet, langs de bloemstengel staan wat kleinere bladen. De bloemen zijn zuiver wit of crèmekleurig. De bloem heeft een lang, gepunt spoor. Bloeiperiode mei - juni. Zoals de naam al aangeeft, ruikt deze orchidee heel lekker, vooral in de avond.


Waterspitsmuis

De waterspitsmuis is de grootste muis die we in Nederland hebben, ruim 10 centimeter groot. Het is een soort die altijd bij oevers zit van sloten en vennen en die biotopen hebben de laatste eeuw grote klappen opgelopen. Verdroging, ontginning, bestrijdingsmiddelen: deze muis werd erg zeldzaam. Heel langzaam aan begint deze muis weer terug te keren in oude leefgebieden en dat is dit jaar vastgesteld op de Kampina en in het Dommeldal.

De waterspitsmuis jaagt onder water op insecten, visjes en amfibieën. Hij zwemt met krachtige slagen van zijn achterpoten, waaraan lange, stijve haren zitten die als zwemvliezen werken. Onder aan zijn staart zit ook een 'kiel' van stijve haren die het sturen vergemakkelijken. Zijn vacht is waterafstotend: door de luchtbellen ziet hij er onder water zilverachtig uit. Waterspitsmuizen zoeken ook op land naar wormen, kevers en andere kleine dieren. Hun nest maken ze wel altijd op een droge plek. Het vrouwtje werpt 4 tot 7 jongen. Deze worden 6 weken gezoogd.


Volgend artikel: Maand van de Fair Trade

Vlnr: waterspitsmuis, presentator en presentator

Frambozenwespvlinder
Frambozenwespvlinder
Gladde slang
Gladde slang
Hazelworm
Hazelworm
Nachtzwaluw
Nachtzwaluw
Ooievaar
Ooievaar
De welriekende nachtorchis
De welriekende nachtorchis
Waterspitsmuis
Waterspitsmuis

Vlnr: ooievaar, presentator en presentator

Foto’s (eerste en laatste): Wendy Presser